Druktechnieken
Aquagravure
De term Aquagravure (Reliëfdruk) komt
van de schrijver en kunstcriticus Marcel Paquet. Hij definieerde deze
vorm van graveren, die geboren is in een waterbad en gedrukt is; niet op
vellen papier maar op papierpulp doordrenkt met water. Als eerste wordt er een gietvorm van houten platen gemaakt. In deze
gietvorm legt de drukker een twee centimeter dikke laag papierpulp.
Onder zeer hoge druk wordt dit samengeperst waarna de vele liters water
wegstromen. De papierpulp neemt de vorm aan van de gietvorm. Op het
geperste vel brengt de kunstenaar de kleur aan. Dit "origineel" gaat
vervolgens weer naar de drukker. De drukker inkt de gietvorm waarbij hij
nauwkeurig het ontwerp van de kunstenaar volgt. Er wordt wederom
papierpulp in de mal gegoten, maar dit keer wordt er naast reliëf dus
ook kleur gedrukt. De Aquagravure wordt te drogen gelegd en wordt elke
dag gecontroleerd en zonodig bijgewerkt. Pas als de drukker, uitgever en
kunstenaar tevreden zijn worden de prints genummerd en gesigneerd. Een
mooie combinatie van artistiek talent en druktechnisch vakmanschap.
Carborundum
Carborundum
is een slijppoeder dat voor verschillende industriële toepassingen
wordt gebruikt, maar ook voor het slijpen van lithostenen. Bij deze druktechniek wordt met carborundum en acryl een voorstelling gemaakt op een zinken of verzinkte plaat (kunststof kan ook). De afdrukprocedure is gelijk aan die van een traditionele ets. Deze druktechniek leent zich bij uitstek voor het produceren van
monumentale grafiek met een heel eigen karakter, het lijkt bijna
geschilderd. Grote carborundumdrukken zijn bijna altijd unica. En
carborundum drukken is milieuvriendelijk, aangezien er niet met
chemische middelen wordt gewerkt. Het is een combinatie van hoog-, diep-
en vlakdruk; de techniek is goed te combineren met droge naald of met
traditioneel geëtste platen.
Digitaal print
Hypermodern,
state of the art; de Lambda-print, een zeer hoogwaardige digitale print
van doek op canvas, afgedrukt op fotopapier. Deze foto is zo scherp dat
de draad van het canvas nog perfect scherp te zien is.
Het maken van een Lambda-print gebeurt in twee stappen. Eerst wordt er
een kwalitatief zeer hoogwaardige 'foto' (lees scan)van het
origineelgemaakt, met een speciale camera. Een digitale camera met vijf
miljoen pixels beschouwen wij al als behoorlijk professioneel, maar de
camera die voor Lambda-prints wordt gebruikt is een technische camera
(eigenlijk ontworpen om opnames te maken voor affiches van 20m²) met een
kwaliteit van ruim 1,11 miljard pixels. Een opname of scan duurt 30
minuten de foto wordt een flink bestand van rond de 300MB. Het afdrukken
gebeurt met een digitale Lambda-printer met een kleurenlaser die pixel
voor pixel op het fotopapier zet, zonder kwaliteitsverlies. Men
garandeert minimaal tweehonderd jaar kleurvastheid. Dat de
Lambda-printer wordt gebruikt om kunstwerken te reproduceren, is
relatief nieuw. De resultaten zijn echter verbluffend. Enig nadeel is de
navenant hoge kostprijs.
Diepdruk drogenaaldgravure/ets
De etstechniek is ontstaan in het begin van de zestiende eeuw en werd in de boekdrukkunst gebruikt om tekeningen te reproduceren. Hiermee konden veel fijnere prenten gedrukt worden dan met de daarvoor gebruikelijke houtsneden. Later bedacht men nog etsmethoden om met kleuren en halftoonwaarden te kunnen werken (kleurets, aquatint, mezzotint, etc.). Het met een 'droge naald' in een (koper)plaat graveren wordt vaak verward met etsen. Etsen is iets bewerkelijker: met een etspen wordt met een in was bedekte koper- of zinkplaat getekend waarna de 'krassen' door zuur worden uitgebeten. Vandaar dat etsen een diepdruktechniek is: de diepere delen vormen de tekening. Het aantal afdrukken is bij deze technieken meestal klein (koperplaat ca. 50 goede en ca. 200 redelijk goede afdrukken, zinken plaat ca. 30 respectievelijk ca 120). Tenzij de koper- of zinkplaat een speciale bewerking heeft ondergaan: het zogenaamde 'verstalen', waarbij een laagje metaal op de plaat wordt aangebracht.
De etstechniek is ontstaan in het begin van de zestiende eeuw en werd in de boekdrukkunst gebruikt om tekeningen te reproduceren. Hiermee konden veel fijnere prenten gedrukt worden dan met de daarvoor gebruikelijke houtsneden. Later bedacht men nog etsmethoden om met kleuren en halftoonwaarden te kunnen werken (kleurets, aquatint, mezzotint, etc.). Het met een 'droge naald' in een (koper)plaat graveren wordt vaak verward met etsen. Etsen is iets bewerkelijker: met een etspen wordt met een in was bedekte koper- of zinkplaat getekend waarna de 'krassen' door zuur worden uitgebeten. Vandaar dat etsen een diepdruktechniek is: de diepere delen vormen de tekening. Het aantal afdrukken is bij deze technieken meestal klein (koperplaat ca. 50 goede en ca. 200 redelijk goede afdrukken, zinken plaat ca. 30 respectievelijk ca 120). Tenzij de koper- of zinkplaat een speciale bewerking heeft ondergaan: het zogenaamde 'verstalen', waarbij een laagje metaal op de plaat wordt aangebracht.
Glicee
Piëzografie (giclèe)
is een druktechniek waarbij gebruik wordt gemaakt van kleurpigmenten van
een zeer hoge kwaliteit waarvan de kleurechtheid gegarandeerd wordt
voor meer dan honderd jaar.
Een piëzoprinter kent naast de kleuren cyaan, mangaan, geel en zwart
ook licht cyaan en licht mangaan. Deze twee extra kleuren zorgen ervoor
dat de kleur van water, huidskleur en de lucht natuurgetrouw overkomt.
De inkt wordt eerst verwarmd middels een picokristal (zit ook in een
gasaansteker). Hierdoor wordt de inkt zeer dun en print je slechts met
0,1 picoliter Piëzografie is uitermate geschikt voor realistische
werken. Het geeft veel diepte, je ziet geen rasterstructuur zoals bij
zeefdruk, penseelstrepen zijn intenser en er is geen kleurverloop.
Hoogdruk
Hoogdruk hout- of linoleumgravure
Bij hoogdruk worden de hoog liggende
delen van de drukvorm van drukinkt voorzien, terwijl de diepliggende
(door gutsen of beitels) weggesneden delen inktvrij blijven. Voorbeelden
van hoogdruk zijn stempeldruk, linoleumsnede en houtsnede (de oudste
grafische techniek).
Hout heeft een mooie structuur, maar linoleum laat zich met zijn egale
structuur gemakkelijker bewerken. Voor iedere kleur moet een apart
drukblok worden gemaakt, of er moet steeds meer worden weggesneden op
het originele blok (reductiemethode). Het papier wordt op de
voorstelling gelegd en met de hand of door een degel- of rolpers
afgedrukt. Van een houtsnede zijn vele afdrukken mogelijk, bij de
linoleumsnede is het aantal afdrukken zeer beperkt.
Lithografie
Vlakdruk lithografie (steendruk)/monotype/zeefdruk
Lithografie (lithos = steen) werd in
1798 voor het eerst toegepast door Alois Senevelder voor het drukken van
muziek. De steensoort die voor lithografie gebruikt wordt is een licht
poreuze kalksteen, die gemakkelijk water opneemt.
Dit is belangrijk voor het hele proces, dat berust op de elkaar
afstotende werking van water en vet: een vet gedeelte van een vlak neemt
geen water aan en een nat vlak houdt geen vet. De delen van de steen
die zullen afdrukken zijn met vet bewerkt: met lithokrijt,-stiften of
-inkt wordt een tekening op de steen gemaakt. De niet betekende delen
worden nog eens extra wateropnemend (hygroscopisch) gemaakt,zodat deze,
als ze nat zijn, vet zullen afstoten en dus geen afdruk zullen leveren.
Er wordt dus geen gebruik gemaakt van hoogte- en diepteverschillen;
vandaar dat we lithografie een vlakdruktechniek noemen.
Etsen,
litho's en houtsneden staan na het afdrukken altijd in spiegelbeeld.
Bij een zeefdruk is dat niet zo. Bovendien kunnen dankzij de
zeefdrukmethode ook andere oppervlakken dan papier worden bedrukt
(textiel,hout,glas,etc.), in de mooiste kleuren en behoorlijk grote
oplagen, al wordt dat door kunstliefhebbers niet altijd gewaardeerd.
De zeef bestaat uit een (houten) raam dat is bespannen met een fijn
gaas van natuurzijde of kunststof (bijvoorbeeld nylon). Wanneer het
zeefraam met de bespannen zijde op het papier wordt gelegd en er met een
reep rubber, de zogenaamde rakel, drukinkt doorheen wordt geperst krijg
je een gelijkmatig bedrukt oppervlak. Als er een gedeelte van het gaas
wordt afgedekt, dan laat dat gedeelte geen inkt door; alleen het open
gedeelte levert tijdens het drukken desgewenste afbeelding op. Dit
afdekken kan op verschillende manieren gebeuren, o.a. met
papiersjablonen, met snijfilm en met fotografische sjablonen.